Cicero liep
op Betuwse grond.
Sprak met
hese mond:
Ik weet
Dat ik niets
weet,
Maar vertel
het alsjeblieft niet rond
Ik spreek van
vriendschap
En van deugd
En van een
nooit voorbijgaande jeugd
Waarin ik
stenen leg en kabels trek,
Want voor
liefde gaat mij niets te ver.
Mijn kracht
ligt stil
In de dingen
die ik wil,
de bron van
wat ik voortbreng.
Op mijn
wijsheid en de uwe
Ben ik
streng.
De ware
vriendschap
legt de
ruimte om mij heen.
Waarin ik kan
zoeken wat in de mist
Der vergeten
tijden
Werd gemist.
Met
kathedrale klanken
En de zoete
rook van mijn bewustzijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten